Gedichtanalyse

(1) 
Korenwolf 

Graaf Kor’nwolf staat met de wangen vol
op zijn borst te kloppen.
Hij wist de aanval te doen stoppen
op zijn in mergelgrond gegraven hamsterhol.

Hij, een der laatste van een gevreesd geslacht
door boeren, burgers en door bakkers
en andere broodbeluste stakkers,
heeft het thans tot vermetel held gebracht.

Want uit de uitgeputte Pieterberg
kroop de grote kalkbergeter
de hongerige mergelstenenvreter
en dat werd de kleine Limlandgraaf te erg.

Hij haalde daarom de koppen van de krant
en redde zo het uit te baten
bedreigde ‘Plat van Margegraten’.
Hij won de strijd, de strijd om zijn eigen korenland.

Guido van Geel

Gedichtanalyse en bespreking afbeelding


Thema

Het gedicht gaat over de korenwolf, een soort van hamster, die stilaan aan het uitsterven is als diersoort maar die blijft vechten voor zijn bestaan. De korenwolf is een van de laatste diersoorten die gevreesd wordt door zowel landbouwers, burgers als bakkers omdat deze hen stoort in het doen van hun beroep. Uiteindelijk wint de korenwolf de 'strijd' tegen al deze mensen en kan het zijn bestaan verzekeren, maar voor hoe lang? 
Dit dier ziet er heel mooi en schattig uit, maar is zoals in het gedicht beschreven, gevreesd door vooral boeren omdat ze waarschijnlijk hun gronden beschadigen door het maken van putten. Ik vond het een mooi gedicht omdat je het toch wel een paar keer moet lezen voor je alles goed begrijpt en dat heb ik graag aan gedichten anders zouden ze te saai  zijn. Het thema van dit gedicht is 'uitsterven' en dit wordt mooi beschreven in dit gedicht. In de eerste en tweede strofen bespreekt de dichter hoe het komt dat het diertje gevreesd wordt door de mens en wat hij net fout doet. In de laatste strofen vergelijkt de auteur het dier echt met een levend persoon omdat het dier een soort van strijd heeft gewonnen en het hierdoor kan blijven voortbestaan.
Vorm
We hebben te maken met een eindrijm(abba cddc effe ghhg) en meer bepaald een omarmde rijm. Er zijn ook alliteratie' s aanwezig zoals 'gevreesd geslacht' of ook nog 'door boeren, burgers en door bakkers'. We kunnen dit gedicht wel plaatsen onder de categorie Nonsenspoëzie. Er is ook sprake van metaforen omdat de auteur het dier soms wel met een echt mens vergelijkt omdat een dier niet echt zo'n strijd kan leveren en we kunnen ook zeggen dat dit een voorbeeld is van beeldspraak.
Afbeelding


Ik heb deze gekozen omdat het lijkt alsof deze korenwolf zich klaarstoomt om de strijd die hij moet leveren om toch maar in leven te blijven. Het beest stoomt zich letterlijk klaar om het gevecht aan te gaan met de mens die boos op hem is en hem weg wil. Als het beest de strijd wint kan het zijn overleving verzekeren en hoeft het niet te vrezen voor uitsterving van zijn diersoort.



(2)

BLOEMEN

Als alle mensen eensklaps bloemen waren
zouden zij grote bloemen zijn met lange snorren.
Vermagerde vliegen, dode torren
zouden blijven haken in hun haren.
Tandenstokers, steelsgewijs ontsproten,
zouden zwellen tot gedraaide tafelpoten,
katoenen knoppen zouden openscheuren
tot pluchen harten die naar franje geuren,
en op de bergen zouden gipsen zuilen staan
die gipsen druiven huilen.

Op het water dreven bordkartonnen blaren,
de vlinders vielen uit elkaar tot losse vlerken
en van geur verdorden alle perken
als alle mensen eensklaps bloemen waren.

Leo Vroman

Thema

Dit gedicht gaat over de weerspiegeling van de natuur en de mens. De mens wordt hier vergeleken met een bloem en hoe de mens dus zou bestaan als deze een bloem zou zijn. De auteur maakt vooral gebruik van gelijkenissen die alle mensen algemeen wel hebben.
De auteur vertelt onder andere dan we grote bloemen zouden zijn met lange snorren omdat de mens heel groot is in vergelijking met een bloem. Het thema is hier dus natuur. Ik vind het wel een mooi gedicht omdat het ingewikkeld is maar tegelijk ook wel makkelijk te begrijpen omdat je simpel een beeld kan schetsen in je hoofd van hoe het er zou uitzien. Alle vergelijkingen die de auteur maakt zijn ook wel waar en men kan zich er toch wel in terug vinden, de ene persoon al wat meer dan de andere. De auteur heeft ook wel kritiek op de mensheid omdat hij bijna in het hele gedicht de mens slecht ziet omdat zelfs vlieg er in zouden blijven haken in de haren als de mens een bloem zou zijn. Als de mens een bloem zou zijn, zou hij slecht zijn zoals hij ook wel in het echt slecht invloed heeft op de natuur.

Vorm
We hebben hier te maken met een eindrijm van de vorm: abba ccdd e fgfg. Er is dus zowel sprake van omarmde rijm(1ste strofe) als gepaarde rijm(2de strofe) en ook nog gekruist rijm(3de strofe). Er is sprake van alliteratie zoals in vers 3: Vermagerde vliegen of ook nog vers 7: katoenen knopen .Het hele gedicht is eigenlijk een vergelijking waarbij de mens dus vergeleken wordt met een bloem. De auteur maakt wel soms gebruik van niet vaak voorkomende woorden zoals 'franje' geuren of ook nog 'gipsen' druiven huilen. Er kommen ook herhalingen voor zoals bij  de voorlaatste en laatste vers van de 1ste strofe :'gipsen'. Ook het woord zouden komt vaak voor waardoor we eigenlijk wel kunnen zeggen dat alle zinnen waar het woord'zouden' in voorkomt, een vorm van parallellisme is. De laatste zin en de eerste zin zijn ook identiek(herhaling).

Afbeelding

Ik heb deze afbeelding gekozen omdat men zowel de mens als een bloem ziet en deze staan toch wel centraal in het gedicht. Beide mensen zien er gelukkig uit op de foto maar eigenlijk zouden ze dit niet mogen zijn omdat ze een bloem hebben geplukt en dit zou volgens de wetten van de natuur niet mogen. 

(3)

Oud Verhaal

Als ik kon spreken zou je alles weten:
hoe ik een zomer lang in een vitrine
heb gelegen, tussen domme dolken lag
te geeuwen en op een vreemde feestdag
door vijf verwarde vingers werd bevrijd.

Bevrijd. En in een dekenkist verstopt.
Er waren avonden dat ik werd gestreeld.
Dan zei een stem: 'Ik heb oren, ik hoor dingen.
Hoe kan Deborah zoiets doms beginnen?'

Het is een oud verhaal van stug metaal.
Maar in de nacht van twaalf op dertien acht
vertrok ik in een vestzak met een hart

dat sloeg. Een stem. Getier. En toen, opnieuw,
die meisjesnaam. Het kwam op dienen aan.
Menno Wigman
Thema 
Het thema van het gedicht is zowel stilte als een beetje liefde omdat er sprake is van affectie.
De auteur vertelt over een voorwerp dat maar al te graag zou kunnen praten om heel zijn leven te vertellen en zijn verhaal. In de 1ste strofe verteld de auteur het leven van het voorwerp en waar het zijn tijd vertoefde. Het voorwerp lag eerst een zomer lang in een vitrine maar werd dan op een feestdag meegenomen door een persoon. Ik vermoed dus dat het misschien een speelgoed of dergelijks was en dat deze voor een speciaal evenement werd gekocht en dan meegenomen naar die persoon zijn thuis. In de 2de strofe vertelt het voorwerp hoe het zich kort bevrijd voelde, maar dan toch weer zijn tijd volbracht in een kist. Op sommige avonden werd het dan uit die kist gehaald en werd het gebruikt en gestreeld en werd er zelfs tegen gepraat. In de 2 laatste strofen vertelt hij hoe hij op een bepaalde avond werd meegenomen in een vestzak en dus bij een ander persoon terecht kwam, maar toch met dezelfde meisjesnaam.
Ik vind dit gedicht wel iets hebben omdat het vrij makkelijk te begrijpen is en er niet al te moeilijke woorden worden gebruikt. Ik kon me makkelijk een beeld schetsen van dit gedicht omdat ik vind dat het vrij hard lijkt op de film 'toy story'. In deze film zijn er worden er speelgoedpopjes gered uit een winkel en lijden ze een normaal leven bij een jongetje, het enige verschil met dit gedicht is dat deze popjes wel kunnen praten in de film.
Vorm
Er is geen vast rijmschema en vaak is er niet eens een rijmschema. de 2de en 3de vers van het 1ste strofe zijn een voorbeeld van eindrijm(lag en feestdag). De 1ste vers van het 3de strofe is dan weer binnenrijm(verhaal en metaal). Er zijn ook voorbeelden van alliteraties zoals in de 1ste strofe 'domme dolken' of ook nog 'vijf verwarde vingers'. Veel valt er anders niet over dit gedicht te vertellen op vlak van de vorm ervan.

Afbeelding




Ik heb gekozen voor een afbeelding die afkomstig is van de film 'toy story'. Deze afbeelding weerspiegeld mooi het gedicht omdat de relatie tussen het voorwerp en de mens (Deborah) er in voorkomen. De persoon heeft het popje vast en toont een vorm van affectie tegenover het popje. 
(4)Ik kon niet zeggen wat ik voelde 

Ik kon niet zeggen wat ik voelde
Ik heb het ook niet uitgelegd
Maar toch wist ik wat jij bedoelde
De stilte had het al gezegd

Als ik je kuste of griefde
In blijheid of in droefenis
De liefde is pas echt liefde
Als stilte taal geworden is

Toon Hermans

Thema
Ik heb dit gedicht gekozen omdat het een heel mooi, diepgaand gedicht is. Het behandelt de thema's stilte, liefde en gevoelens en ze worden met elkaar verbonden. Het beschrijft eigenlijk heel goed wat 2 mensen voelen die op elkaar verliefd zijn. Gevoelens (en dus ook liefde) zijn niet uit te leggen. Je moet zelfs geen moeite doen om het uit te leggen, want 2 mensen die elkaar graag zien moeten dit niet uit leggen. De stilte had dat al gezegd. Dit is wat er verteld wordt in de eerste strofe van het gedicht. In de tweede strofe wordt er een definitie van stilte gegeven. Volgens Toon Hermans is liefde echt liefde als stilte taal geworden is. Mensen moeten dus niet eens met elkaar praten om toch hun liefde voor elkaar te tonen.

vorm: Het rijmschema bestaat uit een abab cdcd; er is dus sprake van een gekruist rijmschema.
Je hebt ook enkele kleine alliteraties; heb het (vers 2), had het (vers 4).

Afbeelding


Ik heb voor deze afbeelding gekozen omdat dit het begrip stilte mooi in de verf zet. Ik vind dat er in de wereld veel te weinig stilte meer is. Men moet altijd druk praten en laveren. Men moet altijd bezig zijn met iets. Men kan niet meer genieten van echte stilte en dit vind ik spijtig. Stilte is eigenlijk iets prachtigs. Je hoort niks en tegelijkertijd hoor je toch heel veel omdat je aan het nadenken bent. De link tussen het gedicht en de afbeelding is vrij duidelijk. De stilte wordt 'gepersonificeerd' als een van de drijfveren tot liefde.

2 opmerkingen:

  1. Beste Tim

    Onlangs stuitte ik op jouw analyse van mijn gedichtje 'de Korenwolf', ik voel daardoor zeer vereerd, maar helemaal juist is je analyse niet. Het gedichtje is namelijk gemaakt naar aanleiding van een bericht in de krant dat inhield dat de aanwezigheid van de zeldzame korenwolf in het gebied 'Het plateau van Margraten' heeft voorkomen dat de cementindustrie toestemming kreeg om daar mergel te gaan winnen (omdat de Sint Pietersberg dreigde op te raken).
    Uiteraard was vroeger de korenwolf wel een schadelijk knaagdier omdat hij het graan van de boeren hamsterde, en klaarblijkelijk deed hij dat met de gulzigheid van een wolf. Ik ben overigens wel benieuwd hoe je mijn gedichtje tussen die duizenden op de site '1001 enz.' hebt gevonden.
    met vriendelijke groet Guido van Geel

    BeantwoordenVerwijderen